Deadbands bij een vlotterschakelaar

Vlotterschakelaars met reedcontacten maken zowel betrouwbare als economische niveaumeting mogelijk. Daarom worden zij in een groot aantal toepassingen gebruikt. Zoals bij alle niveausensoren die gebruik maken van het vlottersysteem, moeten gebruikers bij het configureren van de vlotterschakelaars rekening houden met de zogenoemde “deadband”. Wat houdt deze ontwerpvariabele in?

Een vlotterschakelaar bestaat in wezen uit een hol lichaam (vlotter), een geleidingsbuis, een elektrische uitgang en een procesaansluiting. De vlotter is ontworpen voor drijfvermogen in de desbetreffende vloeistof. Hij beweegt dus altijd op de geleidebuis in lijn met het niveau. Om het niveau te detecteren, werken vlotterschakelaars, zoals de toestellen van de RLS-serie van WIKA, met reed-contacten.

Vlotterschakelaars werken potentiaalvrij

De reed-contacten zijn in de geleidebuis gemonteerd. Ze worden gesloten of geopend door een ringmagneet in de vlotter. Het schakelen gebeurt potentiaalvrij.

De vlotterschakelaars van de RLS-serie kunnen met maximaal vier schakelpunten worden uitgerust. Hun posities kunnen naar wens over de geleidebuis worden verdeeld. De gebruiker moet er echter eerst voor zorgen dat de magneet van de vlotter daadwerkelijk “over” het reed-contact gaat. Dit is echter niet over de gehele lengte van de geleidebuis mogelijk. Deze beperking kan als volgt worden verklaard:

Bij een vlotterschakelaar met reedcontacten, zoals het hier afgebeelde model RLS-2000, moet bij het bepalen van de schakelpunten op de geleidebuis rekening worden gehouden met de deadband T1 en T2.

  • Meten van de schakelhoogte
    De schakelhoogte van een vlotterschakelaar wordt gemeten vanaf het afdichtvlak van de procesaansluiting. Door de bouwfysische constructie kunnen de vlotter en de magneet dit punt van de meetopstelling echter niet bereiken. Daarom moet het eerste schakelcontact altijd een minimale afstand tot het afdichtvlak hebben. Deze afstand wordt de “deadband” genoemd (T1 in de figuur hiernaast). De afmeting is afhankelijk van de hoogte van de vlotter en ook van de betreffende procesaansluiting.

  • Borgring aan het einde van de geleidebuis
    Ook aan het einde van de geleidebuis (T2 in de figuur) moet met een dergelijke deadband rekening worden gehouden. Daar voorkomt een borgring dat de vlotter wegglijdt, waardoor de magneet het einde van de buis niet bereikt. Hieruit volgt dat de minimale lengte voor een geleidebuis moet worden berekend vanaf de positie van het laagste schakelpunt plus T2.

Afmetingen van de deadband in het gegevensblad

Bij de RLS vlotterschakelaars zijn de afmetingen van de deadbands vermeld in het desbetreffende gegevensblad. Bijvoorbeeld, voor het model RLS-2000 variëren ze tussen 20 en 60 mm (T1) en tussen 30 en 55 mm (T2).

Opmerking
Meer informatie over de instrumenten van de RLS-serie vindt u op de WIKA-website. Als u vragen heeft, zal uw contactpersoon u graag verder helpen.


Bekijk voor informatie over niveaumeting met vlotterschakelaars de volgende video:



Geef een reactie
Gegevensbescherming Regel